Dwarsdenker sterft

Je weet dat het eens zo ver is, en bij oude knarren groeit de kans met de dag. Maar als de mare zich dan uiteindelijk verspreidt, doet het toch weer koud en bevreemdend aan: enkele jaren na zijn geliefde vrouw is Jaap Kruithof vertrokken naar de eeuwige wijsgerige jachtvelden. Je zal mij hier niet horen beweren dat ik Jaap persoonlijk kende. Ik had ooit les en examen van hem, dat wel (meer bepaald in 1994-95, zijn laatste jaar als prof op de UGent), en we voerden eerder, naar aanleiding van mijn (eerste) licentiaatsthesis en daaraan gekoppeld (tweede) studiekeuze, ook enkele korte, persoonlijke gesprekken. Al deze gelegenheden samen genomen heeft de man toch wel een diepe indruk op me gemaakt.

Ik herinner me nog levendig dat bij het allereerste college Ethiek het met studenten uit diverse richtingen volgeladen auditorium de minuten voor zijn blijde intrede gonsde van de nervositeit. Wat zou hij nu weer uithalen om de arme studentjes van hun stuk te brengen? Dan nam hij b.v. zijn portemonnee en wierp muntjes van een frank in het verbouwereerde publiek. Wat hij daarmee wenste te bereiken bleef onduidelijk; wellicht was dat precies de bedoeling. Even legendarisch waren zijn instinctieve extreme standpunten: hij gooide zonder veel nadenken, uit de buik, een stelling de zaal in, en was dan meestal de rest van de voorziene tijd bezig ze te analyseren en te nuanceren. “U heeft gelijk, meneer, ik ben weer te fel geweest.”

Dat kon ik eerlijk gezegd enorm appreciëren in hem, en wat een contrast met dat andere Gentse icoon, Etienne Vermeersch, die altijd gelijk had (en nog heeft), en als je het niet begreep zou hij het wel eens uitleggen; voorts overigens geen kwaad woord over hem, hoor. En nog typisch Kruithof: hij kon heel hard uit de hoek komen, maar bleef wel sportief. Ik had ooit een vraag voor hem op een papiertje gekrabbeld en voorafgaand aan het college op zijn lezenaar gelegd (dat was zo de gewoonte). Hij veegde me naar aanleiding hiervan uitgebreid de mantel uit voor het gehele auditorium, verontschuldigde zich vervolgens voor zijn bruutheid, en prees me na een armbeweging van me (dat het niet gaf) om mijn incasseringsvermogen; tja, ik had niet echt veel keuze, hé.

In die tijd waren de hoogdagen van Kruithof trouwens reeds onherroepelijk voorbij. Hij teerde op zijn reputatie, en draafde nog wel degelijk op in het occasionele debatprogramma, maar de media-tijden waren veranderd, en hij kwam meermaals van een kale reis thuis. Als gisteren zie ik nog steeds zijn vreselijke ontgoocheling voor me daags na een bezoek in een live praatshow van Marcel Vanthilt, toen ze, midden in een vlammend betoog van hem, in het kader van een ander item doodleuk gekookte eitjes begonnen uit te delen onder het publiek. Jaap kon zich vreselijk opwinden over de onverschilligheid bij mensen, en het is dan ook begrijpelijk dat hij hier in de loop der jaren steeds moedelozer van werd. Toch bleef hij tegelijk combattief, onder meer met zijn drie “Dingen”-boekjes, in brede kringen van intelligentsia verguisd als lichtvoetige prulletjes zonder maatschappelijke waarde. Niet geheel terecht, vond en vind ik, maar het is in mijn ogen wel een feit dat Jaap Kruithof ongelooflijk wisselvallig was (geworden?) in zijn optredens.

Het begeesterende gevoel tijdens en na één specifieke les van hem, voor een kleine groep filosofen, een uurtje in wellicht Aud. A op de Blandijn, kan ik nog zo oproepen. Ik weet lang niet meer waarover het ging, het was zoals gewoonlijk gestart met iets dat hij of één van de studenten had opgepikt uit de actualiteit (de krantenknipseltjes doken zelfs in zijn cursusteksten op, zaken in de trant van “Veertig vlindersoorten verdwenen in de afgelopen tien jaar”; hilarisch). Dan kon het dus soms oeverloos saai worden, laat ons daar eerlijk in zijn, maar voor hetzelfde geld opende de intuïtieve zoektocht ongekende paden. Die dag was er zo één, de meest intense ooit meer bepaald, en ging ik vervuld van vluchtige wijsheid buiten. Verdomd, waarover ging dat nu weer, ergens moeten daarover nog notities rondslingeren.

Deze woorden van hem galmen nog steeds na in mijn hoofd, vijftien jaar na het betreffende telefoongesprek, met keihard afgespeelde klassieke muziek op de achtergrond in zijn kantoor, en nadat hij een ongetwijfeld naïeve opmerking van mij had moeten aanhoren: “Gelooft u dat echt? Ach, meneer.” Nu ik dit weer naar boven spit, komt er een andere uitspraak van toen terug, waarmee hij mij duidelijk mee op de nog steeds door mij bewandelde weg heeft gezet: “U moet filosofie studeren” (ik zat op dat moment in mijn laatste jaar economie, en bereidde een thesis over bedrijfsethiek voor). Overigens was een van zijn algemene opvoedingsadviezen dat iedereen tot zijn dertigste zou moeten studeren, wat me toendertijd toch enigszins geruststelde, jonge twintiger met van diverse hoeken reeds het commerciële mes op de keel. Enfin, kijk, ik studeer nog steeds, Jaap. Merci.