Humor in tijden van crisis

Mag er nog gelachen worden? In deze voor het vrije woord schijnbaar ongezien triomfantelijke tijden lijken mensen paradoxaal genoeg sneller dan ooit gekwetst door lichtzinnige uitspraken van anderen; of zeggen dat te zijn. Het valt zelfs op dat precies de kampioenen van de meningsuiting zich zelf het lichtst geraakt gedragen, en prompt hun minste kritikasters processen wegens smaad aansmeren; of dreigen dat te zullen doen. De grens tussen lachen “om” en lachen “met”, het blijft worstelen en tobben.

Laat ons even een paar stappen achteruit zetten, en reflecteren op het uitzonderlijke en absurde karakter van onze existentie hier op aarde. Hoe je het ook draait of keert, de grootste vloek van het mensenbestaan is wellicht de staat van onze intellectuele capaciteit: voldoende ontwikkeld om ons toe te laten (of te verplichten) de meest waanzinnige vragen te formuleren over ons “er zijn” in deze godvergeten uithoek van het heelal, ruimschoots te kort schietend om zelfs maar een begin van antwoord op de meeste van deze vraagstukken te verzinnen. Vloek of zegen, ik laat het in het midden.

Hoe dan ook valt er veel voor te zeggen dat een andere unieke eigenschap van het mensendier, zijn gevoel voor humor (of tenminste de vatbaarheid daarvoor), als tegenhanger daarvan, precies het enige lijkt dat de boel hier uiteindelijk nog wat draaglijk houdt. Geef toe, wanneer vergeten we eventjes dat we ooit moeten gaan? Naast een beperkte lijst van activiteiten die uit hun aard onze volledige lichamelijke en/of geestelijke concentratie vereisen (sport en sex b.v.), tenminste in ideale omstandigheden, en uiteraard een rist intoxicerende middelen, is de lach hét natuurlijke instrument der vergetelheid. “De lach is het masker van de smart” (Texeira de Pascoaes).

In elk gesprek die naam waardig is plaats voor een lach, van grim of groen over monkel of grijns tot schater of slap. Geen wonder dat marketeers er vaak gebruik (proberen) van maken. Het woord “ontwapenend” is hier meer dan op zijn plaats. Ook in ordinaire conversaties heeft een luchtige kwinkslag vaak het niet te programmeren effect de gemoederen te ontspannen, het ijs te breken. Maar hoe ver rijkt het? Een avondje lallen eindigt maar al te vaak in woorden, omdat één der partijen een onduidelijke kwalitatieve of kwantitatieve grens overschrijdt. Al dan niet per ongeluk wordt een overgevoelig thema aangesneden, of iemand voelt zich na een reeks op zich onschuldige opmerkingen te fel geviseerd en breekt. Geniet, maar lach met mate.

Eigenaardig genoeg is ook humor dus een zeer ernstige zaak. Wie niet over de fijngevoeligheid beschikt ze afdoende te doseren, is geen grapjas maar een tactloze egotripper. Tragisch genoeg verschillen hierover dan ook weer de meningen. Een Jodenmop is voor sommigen (Joden en niet-Joden) hilarisch, voor anderen (Joden en niet-Joden) de smakeloosheid zelf. Iederen is van oordeel dat de vrije meningsuiting wel ergens moet ophouden, en dit voor de racistische ranzigheid of het scoren ten koste van gekwets aan de orde kunnen komen, maar situeert dat “ergens” zich vlak voor of een eind voorbij de “onschuldige” belediging? De notie “gratuit” is in deze intuïtief misschien een goede toetssteen, maar maak ze maar eens operationeel.

(verschenen in Transparant nr.36, winter 2009)